Digitale dadenkracht of data-doolhof?
Wat als technologie niet bijdraagt aan vertrouwen, maar het juist ondermijnt? Wat als een slimme tool méér vragen oproept dan oplost? En hoe zorgen we dat digitale innovatie de mens dient – in plaats van hem kwijt te raken in regels, algoritmes en loketten? Tijdens GovTech Day 2025 stond één ding centraal: technologie is geen toekomstmuziek meer, maar dagelijkse realiteit. Juist daarom moeten we nu scherpe keuzes maken over publieke waarden, samenwerking en bestuurlijke moed. De belofte van GovTech ligt niet in systemen of sensoren, maar in hoe wij – als samenleving – durven te sturen op een digitale overheid die werkt vóór mensen, niet andersom.
Tijdens het plenaire programma werd duidelijk dat we op een kantelpunt staan. Technologie ontwikkelt zich razendsnel, terwijl het vertrouwen in overheid en instituties steeds verder onder druk komt te staan. Juist daarom moeten we samen het gesprek voeren: hoe benutten we digitale mogelijkheden voor maatschappelijke impact – zonder de menselijke maat uit het oog te verliezen?
Een sessie die hierin de vinger op de zere plek legde, was georganiseerd door de Staat van de Uitvoering en draaide om de levensgebeurtenis “18 jaar worden”. Want volwassen worden betekent in Nederland vooral: verdwalen in regels. Jongeren moeten hun zorgverzekering regelen, een DigiD aanvragen, belastingzaken leren begrijpen en soms ook direct studiefinanciering aanvragen. Maar de overheid weet hen nauwelijks proactief te ondersteunen. Jongeren weten vaak niet welke regelingen er zijn, de aanvraagprocessen zijn complex, en uitvoeringsorganisaties beschikken niet over de juiste gegevens of systemen om op het juiste moment hulp te bieden.
De vraag die centraal stond, was dan ook onthutsend simpel: vindt de burger de juiste overheidsdienst – of vindt de dienst de juiste burger? De sprekers lieten zien dat de huidige aanpak tekortschiet. De oplossing ligt volgens hen niet in nóg meer loketten of helpdesks, maar in een fundamenteel andere digitale benadering. Denk aan een digitale wallet waarin jongeren zelf regie houden over hun gegevens, en waarin overheidsdiensten op basis van slimme, veilige koppelingen juist naar hén toekomen.
Wat mij trof was de breed gedeelde overtuiging: deze transformatie vraagt niet alleen om betere technologie, maar vooral om bestuurlijke durf. Weg van papieren structuren en silo’s, richting een overheid die voorspellend, mensgericht en betrouwbaar handelt. Niet door alles centraal te willen regelen, maar door slimme, open samenwerkingen te stimuleren – tussen overheid, markt en samenleving.
Ook de sessie “Verantwoord digitaliseren” liet zien hoe urgent dit debat is. Hier stond de opkomst van nieuwe technologieën zoals immersive tech, neurotechnologie en slimme wearables centraal – en vooral de ethische keuzes die daarmee samenhangen. Wat gebeurt er als virtualrealitybrillen niet alleen registreren wat je ziet, maar ook beïnvloeden wat je waarneemt? Wat als hersensignalen en hartslaggegevens zonder jouw medeweten worden gedeeld met adverteerders – of erger nog: gemanipuleerd door kwaadwillenden?
Het Rathenau Instituut schetste deze scenario’s met prikkelende voorbeelden, waaronder een rollenspel waarin deelnemers in de huid moesten kruipen van een statelijke actor die de Nederlandse samenleving wilde destabiliseren. Het was confronterend hoe weinig er nodig is om via slimme technologieën gedrag te beïnvloeden, desinformatie te verspreiden of vertrouwen in publieke instituties te ondermijnen.
Toch bleef het niet bij dreiging alleen. Juist door technologie serieus te nemen, kunnen we ook kansen benutten – bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, het onderwijs of de democratische participatie. Maar dat lukt alleen als we scherpe keuzes maken vóór publieke waarden. Technologie is immers nooit neutraal. Verantwoord digitaliseren betekent: niet alles wat kan, moet ook mogen.
Een derde sessie die diepe indruk maakte, was de keynote van René Steenvoorden, lid van de Raad van Bestuur van UWV. In een open en overtuigend betoog nam hij ons mee in de transitie die het UWV doormaakt: van een procesgerichte uitvoeringsorganisatie naar een wendbare, mensgerichte publieke dienstverlener. Steenvoorden sprak met opvallende eerlijkheid over de obstakels: verouderde IT, complexe wetgeving, gefragmenteerde processen en decentrale werkwijzen. Het gevolg: mensen die jarenlang vastlopen in een systeem dat ze juist zou moeten helpen.
De koerswijziging die UWV nu inzet, draait om drie pijlers: digitaliseren met behoud van de menselijke maat, investeren in moderne technologie én standaardiseren waar dat kan. Wat mensen nodig hebben, is geen wirwar aan formulieren of callcenters, maar overzicht, regie en begrijpelijke dienstverlening. Steenvoorden brak dan ook nadrukkelijk een lans voor samenwerking binnen de overheid: “Kopieer elkaars oplossingen, deel ze, hergebruik ze – het is allemaal belastinggeld.”
De inzet van AI maakt daarvan nadrukkelijk deel uit, maar niet als doel op zich. AI moet professionals ondersteunen, bijvoorbeeld met digitale assistenten of gepersonaliseerde leermodules voor nieuwe medewerkers. Zo kan er meer tijd ontstaan voor echte, menselijke begeleiding – en minder bureaucratische ballast. Zijn betoog liet vooral zien: digitalisering is geen IT-project, maar een diepgaand organisatievraagstuk. En dat vereist leiderschap, cultuurverandering en visie.
Tot slot volgde ik de sessie “De kansen van generatieve AI bij gemeenten”. Hier werd de brug geslagen tussen ambities en praktijk: gemeenten staan voor grote uitdagingen zoals het ravijnjaar, personeelskrapte en logge besluitvormingsstructuren. Generatieve AI wordt vaak óf overschat als wondermiddel, óf onderschat als ongrijpbaar risico. Maar de waarheid zit ertussenin – en vraagt vooral om praktische keuzes, bestuurlijk mandaat en experimenteerruimte.
De sessie maakte de complexiteit van implementatie pijnlijk tastbaar. Veel AI-tools zijn generiek, passen niet binnen de unieke context van gemeentelijke processen of leiden tot extra druk op toch al overbelaste IT-teams. Maar het kán ook anders. Het voorbeeld van de gemeente Tilburg gaf hoop. Een jonge beleidsadviseur pitchte zijn frustratie over het tijdrovende schrijven van raadsstukken, kreeg mandaat en budget, en werkte samen met een extern AI-team aan een concrete oplossing.
Cruciaal in deze aanpak was niet de technologie, maar de manier waarop ermee gewerkt werd: klein beginnen, iteratief ontwikkelen, continu testen en feedback ophalen. De ‘human in the loop’ bleef leidend – zodat controle, vakmanschap en vertrouwen behouden bleven. De tool moest niet alleen produceren, maar ook uitleggen, leren en begrenzen.
Toch kwamen in deze casus ook de echte pijnpunten naar boven: trage besluitvorming, angst voor fouten, mismatch tussen overheid en markt, en het ontbreken van helder AI-beleid. Maar juist omdat Tilburg klein durfde te beginnen, is er nu iets ontstaan dat bruikbaar, schaalbaar en leerzaam is.
De les van GovTech Day 2025? Digitale overheid begint niet met techniek, maar met vertrouwen. Niet met systemen, maar met mensen. En niet met regels, maar met lef om ruimte te geven aan oplossingen die wél werken.