De keerzijde van de stappenteller: wat cijfers met ons doen
Wie kent het niet: de smartwatch die je hartslag meet, de app die je slaap analyseert, of de stappenteller die je herinnert dat je nog 1.500 stappen “moet” zetten. Self-tracking is intussen onderdeel geworden van het dagelijks leven. Maar wat doet het eigenlijk met ons — als mens, niet als datapunt?
Tijdens een sessie van onderzoeker Achie over self-tracking stond niet de technologie centraal, maar de emoties en relaties die ontstaan tussen mensen en hun meetapparaten. Geen grafieken of tabellen dit keer, maar klei op tafel. Deelnemers werden uitgedaagd om letterlijk te boetseren hoe het voelt om voortdurend gemeten te worden: de trots als je doelen haalt, de frustratie als het niet lukt, de angst om tekort te schieten, de drang naar controle — en soms ook de vervreemding van jezelf.
Achie, die promoveerde in human–technology interaction, onderzoekt hoe zelfmetingen ons begrip van ons lichaam en zelfbeeld veranderen. Haar observaties waren confronterend. Technologie die bedoeld is om ons te empoweren, kan juist gevoelens van schuld, afhankelijkheid of prestatiedwang oproepen. Er zijn mensen die zich schuldig voelen omdat ze hun stappendoel niet haalden — zelfs als ze ziek waren. Anderen hangen hun tracker aan de hondenriem om toch “de cijfers te halen”. Het laat zien hoe het middel (zelfinzicht) langzaam een doel op zichzelf wordt: de jacht op cijfers verdringt de menselijke maat.
Tijdens de bijeenkomst kwam ook het fenomeen autosomnia voorbij — slapeloosheid door slaaptracken. Mensen raken zó gefocust op hun slaapprestatie, dat ze slechter gaan slapen. Data die bedoeld waren om inzicht te geven, nemen het roer over.
Toch bood de sessie ook hoop. Via design thinking en creatieve interventies dachten we na over technologie die vriendelijker en compassievoller is. Zo toonde Achie een weegschaal die niet het exacte gewicht laat zien, maar alleen een kleur: groen, geel of rood. Het gaat dan niet meer om de cijfers van de dag, maar om je ontwikkeling over tijd — een uitnodiging om milder te zijn voor jezelf.
In wezen ging het over digitale zelfzorg: hoe kunnen apparaten niet alleen meten, maar ook motiveren — zonder te moraliseren? Hoe kan technologie leren waarderen dat iemand moeite doet, in plaats van enkel te registreren of een doel is gehaald?
Als raadslid vroeg ik mij vooral af wat dit betekent voor gemeentelijk beleid rond gezondheid, welzijn en digitalisering. Gemeenten stimuleren inwoners vaak tot een “gezonde leefstijl” via apps en challenges, maar zulke interventies kunnen óók psychologische druk of ongelijkheid versterken. Niet iedereen voelt zich gesterkt door technologie; voor sommigen vergroot ze juist de afstand tot zichzelf.
De belangrijkste les van de sessie is dan ook dat we bij de inzet van digitale middelen — van beweegapps tot gezondheidsmonitoring — niet alleen naar effectiviteit moeten kijken, maar ook naar de emotionele impact. Wat doet het met mensen als hun welzijn wordt vertaald in cijfers? En hoe houden we ruimte voor gevoel, betekenis en context?
Ik zag ook een bredere parallel met de lokale democratie: meten is verleidelijk, maar niet alles wat telt, is meetbaar. Burgers willen niet alleen dashboards en statistieken, maar ook erkenning van hun ervaring, hun verhaal, hun nuance.
De echte uitdaging ligt dus niet in het verzamelen van meer data, maar in het ontwerpen van technologie die vertrouwen voedt in plaats van meet — en die mensen versterkt in plaats van reduceert tot cijfers.



