|

Commissie Samenleving Barendrecht 8 april 2025

Op 8 april besprak de commissie Samenleving drie belangrijke onderwerpen: de toekomst van het sociaal beleid in Barendrecht, het onderzoek naar inkomensregelingen, en nieuwe regels voor het vervoer van leerlingen van en naar school. Namens de PvdA heb ik bij elk onderwerp vragen gesteld die te maken hebben met gelijke kansen en goede ondersteuning voor mensen die dat nodig hebben.

Bij het eerste onderwerp, het zogeheten navigatieboek sociaal domein, vertelde wethouder Bol wat er de komende tijd aan plannen, regels en voorstellen te verwachten is. Daarbij gaat het onder andere over jeugdzorg, hulp aan gezinnen en ondersteuning in de wijk. Als PvdA vinden wij het belangrijk dat de wijkteams – de mensen die dichtbij inwoners werken – beter worden ondersteund. Daarom vroeg ik de wethouder of het Toekomstscenario Jeugd en Gezin wordt meegenomen in de plannen die binnenkort naar de raad komen. Dit toekomstscenario is bedoeld om hulp dichter bij huis en beter afgestemd te organiseren. Hoewel het Rijk geld hiervoor heeft toegezegd, is het nog niet beschikbaar. Mijn vraag was of we als gemeente toch alvast kunnen werken aan dit scenario, ook al is de rijksbijdrage nog onzeker.

Vervolgens besprak de Rekenkamer het rapport “Meer bereiken Barendrecht”, over hoe onze gemeente inkomensregelingen uitvoert, zoals bijzondere bijstand. In het rapport wordt onder andere gesuggereerd dat slimmer gebruik van data zou kunnen helpen om mensen sneller te helpen. Dat klinkt logisch, maar ik heb namens de PvdA aandacht gevraagd voor de risico’s. Als we gegevens van inwoners gaan hergebruiken, hoe voorkomen we dan dat er binnen de organisatie willekeur ontstaat? En hoe zorgen we ervoor dat we binnen de regels van de privacywetgeving blijven, zoals de AVG? Zeker bij gevoelige regelingen moet vertrouwen centraal staan.

Het derde onderwerp ging over het voorstel voor een nieuwe verordening leerlingenvervoer. In die regels staat wie recht heeft op vervoer of vergoeding van en naar school, en onder welke voorwaarden. Als PvdA hebben we daar inhoudelijk naar gekeken, en vooral op de gevolgen voor ouders met beperkte middelen of een beperkt netwerk. In de beleidsregels staat bijvoorbeeld dat ouders moeten aantonen dat zij geen vervoer kunnen regelen via familie of kennissen. Ook wordt verwacht dat zij hun werktijden aanpassen als dat nodig is. Mijn vraag aan het college was: hoe voorkomen we dat deze regels, die bedoeld zijn als richtlijn, in de praktijk juist worden gebruikt om aanvragen af te wijzen?

Ook maakten wij bezwaar tegen de beperkte definitie van ‘gehandicapte leerling’. In de toelichting staat dat alleen een IQ onder de 70 telt als verstandelijke beperking. Dat sluit andere kinderen uit die in de praktijk óók structurele belemmeringen ervaren. Wij vroegen het college waarom voor deze strikte grens is gekozen en of zij bereid zijn dat aan te passen aan het VN-verdrag Handicap. Dat verdrag kijkt niet alleen naar IQ, maar naar hoe iemand functioneert in de samenleving.

Tot slot vroegen we aandacht voor de bewijslast die bij ouders wordt gelegd. Zij moeten aantonen dat ze geen andere oplossing hebben binnen hun netwerk. Dat legt de lat hoog. Op welke juridische basis is deze bewijslast gestoeld? En hoe zorgen we ervoor dat ouders zonder netwerk niet tussen wal en schip vallen? Ook vroegen we hoe het college rechtszekerheid garandeert, nu het in de verordening ruime beleidsvrijheid heeft om aanvullende voorwaarden te stellen. Ouders moeten weten waar ze aan toe zijn.

Als PvdA vinden we dat regels duidelijk en uitvoerbaar moeten zijn. Maar vooral: ze moeten mensen helpen. Niet ontmoedigen. We blijven dit onderwerp kritisch volgen in de raad.

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *